Boek 1 – Hoofdstuk 4 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 4

Hoofdstuk 4: Muziek en beeldhouwkunst

btn opener In het impressionisme komen de kenmerken van de faustische kunstopvatting samen. In deze stroming komt de tendens naar voren de zuivere oneindige ruimte als onvoorwaardelijke werkelijkheid op te vatten; alle zintuiglijke figuren die zich in deze ruimte bevinden zijn tweederangs. In het impressionisme herkent Spengler de omkering van het euclidische wereldgevoel. Het impressionisme neemt zo veel mogelijk afstand van het plastische en probeert juist zo dicht mogelijk bij de muziek te komen....

§ 18

In deze paragraaf bespreekt Spengler het impressionisme van de negentiende eeuw, zoals wij het impressionisme in engere zin kennen. Tussen dit ‘late’ impressionisme en Spenglers zeventiende-eeuwse impressionisme van bijvoorbeeld Rembrandt, ligt een braakland. In de negentiende eeuw slaat het atelierbruin om in de ‘bruine saus’ van het plein-air. Het metafysische bruin dat in de zeventiende eeuw symbool was voor de oneindige ruimte wordt nu als onnatuurlijk ervaren. Spengler concludeert...
btn opener Met Wagners Tristan sterft de laatste van de faustische kunsten; dit werk is de sluitsteen van de westerse muziek. De antieke tegenhanger van Bayreuth is de beeldhouwkunst van Pergamon: hier ging de apollinische kunst te gronde. Net als bij Wagner kan bij de beeldhouwkunst van Pergamon decadentie ontwaard worden, ‘hetzelfde leunen op oude, mythische motieven waarin niemand meer gelooft, hetzelfde nietsontziende bombardement van de zenuwen, maar ook dezelfde zelfbewuste kracht, grootsheid en...