Boek 1 – Hoofdstuk 4 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 4

Hoofdstuk 4: Muziek en beeldhouwkunst

btn opener In de drie eeuwen tussen 1500 en 1800 maakt de faustische cultuur eenzelfde soort ontwikkeling door als de antieke kunst tussen 650 en 350 voor Christus. Dit was de periode van het einde van de late gotiek tot het verval van de rococo, die het einde inluidt van de grote faustische stijl. ‘In die tijd heeft, overeenkomstig de wil tot ruimtelijke transcendentie … de instrumentale muziek zich tot dominante kunst ontwikkeld.’ De muziek uit de zeventiende eeuw ‘schildert’ nog, in die zin dat ze...

§ 5

De renaissance krijgt vanuit Spenglers perspectief een specifieke betekenis. Renaissancekunst moet opgevat worden als ‘een opstand tegen de geest van de faustische, bosachtige muziek van het contrapunt’. Als pure tegenbeweging blijft ze afhankelijk van de vormen van de oerbeweging die zich in de gotiek uit. In de antieke tijd correspondeert met de renaissance de dionysische beweging, die anti-Dorisch was. Deze tegenbewegingen komen voort uit een verzet tegen en angst voor ‘de bezegeling van...
btn opener In de zestiende eeuw vindt in de westerse schilderkunst een beslissende omslag plaats: het impressionisme komt op. Daarmee wordt schilderkunst ‘polyfoon, “schilderachtig”, zwervend in het oneindige’. Ze wordt muzikaal. De achtergrond als teken van het oneindige wordt van doorslaggevend belang. ‘De horizon duikt in het schilderij op als belangrijk symbool van het grenzeloze heelal.’ In hem vloeien hemel en aarde in elkaar over. Er staan geen dingen meer duidelijk op de voorgrond. Wolken...