Boek 1 – Hoofdstuk 3 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 3

Hoofdstuk 3: Macrokosmos

btn opener Er bestaan in elke vroege periode twee ornamentele, niet-imiterende kunsten: bouwen en versieren. Bij het aanbreken van een grote cultuur verrijst het bouwwerk als ornament. De versiering dient het bouwwerk. Deze versiering komt pas op als de vroege vormenwereld zijn hoogtepunt bereikt. Pas aan het begin van de late periodes wordt de ornamentiek zelf een versiering van de architectonische omgeving. Als civilisatie aanbreekt verdwijnt echte ornamentiek en daarmee ook alle grote kunst. Er...

§ 10

In deze paragraaf probeert Spengler meer voeling te creëren met de verschillen tussen culturen en hun oersymbolen aan de hand van architectuur, politieke leiders en literatuur. Typerend voor de faustische cultuur is de kathedraal, die van meet af aan boven alle optische grenzen lijkt uit te streven. Ook de architectuur van het raam is een belangrijk symbool van de faustische dieptebeleving. Daar ‘wordt de wil voelbaar om vanuit het innerlijk tot het grenzeloze door te dringen’. Verder noemt...
btn opener Stijl stamt uit ‘de aard van de macrokosmos, uit het oersymbool van een grote cultuur’. Alleen de ‘als eenheid naar uitdrukking en betekenis toewerkende kunst van de grote culturen’ heeft stijl. De Russische ziel heeft nog geen duidelijke eigen stijl. De faustische stijl ontwaakte vlak voor het jaar 1000, toen was de idee van de vorm een onherroepelijk gegeven. Alleen de ontwikkeling ervan moest nog plaatsvinden. Het Egyptische oersymbool van de weg zag aan het begin van de vierde dynastie...