Boek 2 – Hoofdstuk 1 SAMENVATTING BIJ BOEK 2 – HOOFDSTUK 1

Hoofdstuk 1: Oorsprong en landschap

btn opener

Het antieke recht is een recht dat door burgers voor burgers wordt geschapen en veronderstelt als vanzelfsprekende staatsvorm de polis. Persona is een specifiek antiek begrip en vat de mens op als lichaam dat tot het grotere lichaam van de polis hoort. Juristen waren mensen met de praktisch-algemene ervaring die bij hun positie in het politiek-economische leven hoorde. Er was geen andere scholing dan die van het openbaar bestuur. Het was een ervaringswetenschap van individuele gevallen. Het Romeinse recht is in heel zijn ontwikkeling een enkel stadsrecht te midden van honderden geweest; een Grieks recht als eenheid heeft nooit bestaan: elke stad kende haar eigen recht. Het Romeinse recht had bijvoorbeeld een onderscheid tussen stadsrecht en volksrecht (voor de niet-Romeinen). Het Romeinse recht vooronderstelt het Griekse ervaringsrecht maar kwam erna. Het antieke recht is alleen het Romeinse recht geworden omdat Rome als stad een imperium vormde.

§ 14

De vorming van het antieke recht gebeurde in het denken van een extreem ahistorisch soort mensen. Het antieke recht is het recht van de dag, zelfs van het moment. Het wordt in principe in elk afzonderlijk geval voor dit geval geschapen en als dit is afgehandeld, houdt het op recht te zijn. In feite stelde de praetor in elk afzonderlijk geval de rechtsnorm vast waaraan de juryleden zich moesten houden. In star contrast hiermee staat de faustische rechtscheppende macht van de rechter, die zodra hij dit ambt uitoefent een recht creëert dat vanaf dat moment tot het bestaande rechtscorpus hoort. Het antieke recht kent verzamelingen van wettelijk materiaal die rechters kunnen helpen bij het herkennen van soortgelijke voorvallen, maar er is nooit sprake van een rechtssysteem waaraan iedere rechter zich dient te houden. Terwijl dit laatste precies is wat de westerling wil: een rechtssysteem dat voor altijd en in alle gevallen geldt.

btn opener

De overgeleverde antieke wetboeken zijn allemaal laatantiek en niet omwille van zichzelf of de toekomst opgesteld, maar om politieke machtskwesties te beslechten. In het algemeen geldt voor elk recht dat het geabstraheerde vormen van het onderliggende wereldbeeld zijn. Daarom bevatten wetboeken sowieso een politiek-economische tendens die afhangt van wat de maatschappelijke klasse die de feitelijke macht heeft praktisch wil. Het strookte bijvoorbeeld met de politieke uitbreiding van de Romeinse macht dat het stadsrecht van de stedelijke praetor wat betreft zijn jurisdictie een stapje terug moest doen om ruimte te maken voor het volksrecht van de praetor peregrinus. Wanneer het edictum perpetuum 130 na Christus een definitieve vorm geeft aan de rechtsnormen en verdere verandering verbiedt, betekent dat het einde van de antieke rechtsvorming in het algemeen. Het is een verstening van het ambtsrecht en een duidelijk teken van late civilisatie.

Met het hellenisme begint de antieke rechtswetenschap, het systematisch begrijpen van het recht dat men toepast. Typisch voor deze rechtswetenschap is dat gevallen en de indeling ervan behandeld worden, maar dat de analyse van een fundamenteel begrip nooit voorkomt. Het antieke recht is een recht van lichamen en vertoont overeenkomsten met de euclidische wis- en natuurkunde van die tijd: een beeld van lichamen, van positionele relaties tussen die lichamen en van de manier waarop ze, net als bij de atomen van Democritus, door stoot en tegenstoot op elkaar inwerken.

Het boerenleven wordt vaak geromantiseerd. Programma’s als Boer zoekt vrouw en aantrekkelijke Campina-reclames spreken wat dat betreft boekdelen. Maar het leven op het platteland is lang niet zo idyllisch als we ons dat vaak voorstellen. De boer staat anno 2018 in dienst van een hysterische wereldeconomie en dient voornamelijk als voeder van de moderne stadsbewoner. Dat is een gevaar. Zoals Spengler in De ondergang van het Avondland op verschillende manieren voor het voetlicht brengt: voor een vitale samenleving is binding met de grond van levensbelang. Tim van der Meulen, Joris Peereboom en Kurt Kooiman leggen in dit artikel uit wat Spengler hiermee bedoelt. 

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage

Sebastiaan Crul en David van Overbeek, studenten van het Spenglerlab, interviewen Spengler. Over het denken in termen van geld en de financialisering van onze samenleving.

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage