Boek 1 – Hoofdstuk 6 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 6

Hoofdstuk 6: Faustische en apollinische natuurkennis

btn opener Volgens Spengler is er alleen aan het begin van hoge culturen sprake van een mythische vormkracht. Deze gaat niet vooraf aan cultuur, maar maakt er intrinsiek deel van uit. ‘Elke groots opgezette mythe staat aan het begin van een ontwakend zielenleven. Zij is zijn eerste gestaltevormende daad.’ Er bestaan evenveel vormenwerelden van de grote mythe als er culturen en vroege architecturen bestaan. Spengler zal niet spreken over de chaos van onaffe vormen die hier misschien aan voorafgaan....

§ 9

Het antieke polytheïsme heeft een radicaal eigen stijl; zijn manier om goden in plaats van een godheid te bezitten, heeft slechts eenmaal bestaan. Dit polytheïsme is nauw verwant aan de antieke nadruk op lichamelijke dingen. Goden zijn voor de antieken lichamen van de meest volmaakte soort. Elk bos, huis of rivier kan een god zijn. Ook op dit punt bestaat er een directe tegenstelling tussen het apollinische en het faustische beeld van de natuur, een tegenstelling tussen de nadruk op...
btn opener Het antieke polytheïsme gaat in de keizertijd over in magisch monotheïsme. Hoewel de oude namen nog wel gebruikt worden, worden de goden niet meer beleefd als plaatsgebonden en plastische wezens. Na verloop van tijd duiden de oude namen niet meer verschillende goden aan, maar verschillende gedaanten van de ‘ene’ god. Er is geen sprake meer van vermeerdering van goden maar van het opgenomen worden van verschillende goden in andere. Het standbeeld verdwijnt naar de achtergrond, en er komen...