Boek 2 – Hoofdstuk 1 SAMENVATTING BIJ BOEK 2 – HOOFDSTUK 1

Hoofdstuk 1: Oorsprong en landschap

btn opener

Ieder wezen beleeft de wereld alleen in relatie tot zichzelf. De landbouwer kijkt heel anders naar de zwerm duiven die op zijn akker neerstrijkt dan de natuurvriend op straat of de havik in de lucht. De diepste mensenkennis begrijpt dat haar inzichten gekleurd zijn. Juist een gebrek aan mensenkennis en levenservaring leidt tot generalisaties die van het eenmalige in de geschiedenis en het veranderlijke en perspectivistische van de wereld een karikatuur maken of het volledig over het hoofd zien. Elke cultuur kent een voor die cultuur symbolisch oerbeeld van haar wereld als geschiedenis. Het faustische geschiedenisbeeld begint met een verdieping en verbreding van het magische beeld, dat als eerste de geschiedenis in een chronologie had geplaatst. De faustische mens is de eerste die ook de geschiedenis van andere culturen, de aarde en de kosmos kan doorgronden. Daarnaast kent de faustische cultuur ook een verscheidenheid aan historische horizonten die mensen sterk van elkaar doet verschillen: arbeider, boer, ridder, geleerde, enzovoort. Het faustische historische denken heeft nu als taak de organische eenheid van culturen en menstypen bloot te leggen.

§ 8

Spengler beklaagt zich over de dominantie van darwinistische (en lyellaanse) theorieën in zijn tijd. Deze causale theorieën koppelen de aarde los van de kosmos en erkennen slechts wetenschappelijk bereikbare en mechanische doeloorzaken: wat ze niet kunnen kennen bestaat volgens hen niet. Fysionomen daarentegen zijn sceptisch over elk soort causaal denken. Zij willen de dingen zelf laten spreken en het lot dat hun beschoren is aanvoelen. Volgens de darwinistische theorie zouden er slechts evolutionaire overgangen bestaan en geen duidelijke grenzen en soorten. Onderzoek toont volgens Spengler echter juist het bestaan aan van plotseling ontstane en direct in hun definitieve gedaante opkomende vormen. Bovendien is er sprake van een toenemende rijkdom aan vormen in plaats van een homogenisering tot één vorm, wat volgens Spengler het logische gevolg van de evolutietheorie zou moeten zijn. De soortelijke vervolmaking van vormen is niet doeloorzakelijk gericht, maar lotsmatig. Het is het lot dat het leven in het algemeen, elk afzonderlijk type, elk geslacht en elke soort deed ontstaan. Spengler spreekt van een energie en levensduur van deze vormen. In de geschiedenis van de mens is ook geen doelmatige ontwikkeling zichtbaar en het hoe, waarom en vanwaar van de mutatie die de mens in het leven bracht blijft een ondoorgrondelijk geheim. De oorsprong van de aarde, de oorsprong van het leven, de oorsprong van het vrij beweeglijke dier zijn geheimen die we als zodanig voor lief moeten nemen.

btn opener

Spengler deelt het bestaan van de mens in twee tijdvakken in. Wat voorafging aan deze tijdvakken en wat erna zal komen, is voor ons ontoegankelijk. Het tijdvak van de primitieve cultuur loopt vanaf de IJstijd tot het tweede tijdvak, dat van de hoge culturen. Deze ontstaan vanaf zo’n 3000 voor Christus. Het noord-westen van Afrika beschouwt Spengler als het enige gebied waar (in zijn tijd) het primitieve leven nog voortbestaat. Primitieve cultuur is voor ons wakker-zijn moeilijk zo niet onmogelijk om volledig te doorgronden. Wij kunnen ons bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen hoe het moet zijn geweest om in een wereld te leven waarin bijna geen mensen rondliepen. Rond 3000 voor Christus rijzen uit de primitieve cultuur plotseling de Egyptische en Babylonische cultuur op, die naar de innerlijke eenheid van al hun uitdrukkingsvormen en de richting die ze het leven geven volledig van elke primitieve cultuur verschillen. In elk primitief bestaan is het kosmische met zo’n directe kracht werkzaam dat alle microkosmische uitingen in mythe, zeden en gewoonten, techniek en ornament alleen gehoorzamen aan wat zich op het moment zelf opdringt. De vormen die ontstaan zijn onvoorspelbaar wat betreft duur, verspreiding en ontwikkeling. Gelijkenissen tussen instrumenten, sociale omgang en kunsten hebben nooit een noodzakelijk maar altijd een toevallig karakter. Dit is wat Spengler chaotisch noemt. Met hoge cultuur treedt voor dit kosmische en chaotische een sterke en homogene tendens in de plaats. Binnen de primitieve cultuur zijn behalve de individuele mensen alleen de stammen en clans bezielde wezens. In hoge cultuur is de cultuur zelf een bezield wezen. Het is het wakker-zijn van één enkel reusachtig organisme, dat niet alleen zeden en gewoonten, mythe, techniek en kunst, maar ook de daarin belichaamde volken en standen tot dragers van één unieke vormentaal met één unieke geschiedenis maakt. We kunnen niets zeggen over het aantal hoge culturen dat zal ontstaan en wanneer dit gebeurt, maar zodra er een ontstaat is de innerlijke vorm van de nieuwe levensloop gegeven. De acht bekende culturen vormen samen geen hoger organisme. Spengler formuleert een tweeledige taak: in de eerste plaats dient men de afzonderlijke levenslopen van de culturen aan een vergelijkende beschouwing te onderwerpen; in de tweede plaats is het nodig de toevallige en chaotische relaties tussen de culturen onderling met het oog op hun betekenis te onderzoeken.

Het boerenleven wordt vaak geromantiseerd. Programma’s als Boer zoekt vrouw en aantrekkelijke Campina-reclames spreken wat dat betreft boekdelen. Maar het leven op het platteland is lang niet zo idyllisch als we ons dat vaak voorstellen. De boer staat anno 2018 in dienst van een hysterische wereldeconomie en dient voornamelijk als voeder van de moderne stadsbewoner. Dat is een gevaar. Zoals Spengler in De ondergang van het Avondland op verschillende manieren voor het voetlicht brengt: voor een vitale samenleving is binding met de grond van levensbelang. Tim van der Meulen, Joris Peereboom en Kurt Kooiman leggen in dit artikel uit wat Spengler hiermee bedoelt. 

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage

Sebastiaan Crul en David van Overbeek, studenten van het Spenglerlab, interviewen Spengler. Over het denken in termen van geld en de financialisering van onze samenleving.

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage